Review: Avatar: The Way of Water
Deel een kwam uit in 2009. Ik was toen net geen filmcriticus meer, maar herinner me de film nog wel. Vreselijk knap gemaakt, hoewel een beetje te hippie voor mijn smaak. Maar ach, ik was nog maar 35, een jongeling. Nog niet eens vader en wat weet je dan helemaal van het leven?
Avatar: The Way of Water is een vervolg. Die zijn meestal net iets minder dan het origineel, simpelweg omdat we het leuke idee al kennen. In dit geval is dat echter geen enkel bezwaar, want het achtergrondverhaal is zo uitgebreid dat je er een encyclopedie mee zou kunnen vullen. Is ook vast gedaan, het Internet kennende. In feite bouwt deze film verder op een stevig fundament, zo moet je het zien.
Puur voor het verre nageslacht lever ik even een ultrakorte samenvatting van het voorgaande: de mensheid heeft een andere planeet ontdekt, Pandora. Die wordt bewoond door van alles en nog wat, maar de Na’vi zijn er de baas. Ze zijn veel groter dan wij, veel sterker, veel slanker, veel blauwer en ze zijn het stenen tijdperk amper ontgroeid maar dat lijkt ze niet te deren. Helaas voor hen zit er iets in de bodem wat wij willen hebben, dus wij zijn de boeven in het verhaal.
Omdat mensen op Pandora niet eens kunnen ademen, zijn de ‘avatars’ ontwikkeld: levende klonen van Na’vi, die door mensen bestuurd worden. Wel effe wat anders dan een Zoom meeting. Voor wie aan een avatar gekoppeld zit lijkt het net of hij of zij op de planeet rondloopt. Deel een gaat over de marinier Jake Sully, die verliefd wordt op Neytiri en uiteindelijk op de hele planeet. Hij helpt dan ook de mensheid te verslaan en blijft daar, want zijn bewustzijn is overgegaan naar zijn kloon.
Snappie? Nee he? Boeien, we gaan doorrrrr.
In deel twee komt de mensheid terug naar Pandora, want zo zijn wij. Er is gewoon teveel interessant en waardevol spul te jatten en bovendien hebben we de aarde inmiddels ook zo goed als onleefbaar gemaakt. Jake Sully kan dus weer aan de bak. De boef uit deel een, inmiddels overleden en daarom nu ook voorzien van een Na’vi lichaam, heeft nog een appeltje met hem te schillen.
En daar wou ik het eens bij laten, dames en heren. Veel interessanter dan waar Avatar: The Way of Water over gaat is wat de film zelf is, namelijk een onverkort meesterwerk. Ja, zag je niet aankomen he?! Een meesterwerk van James Cameron. Ik kan me werkelijk niet voorstellen hoe ze dit hebben gedaan. Ja, motion capture en special effects, bla bla bla, maar ik bedoel gewoon: waar haal je de puf en het geld vandaan om op dit niveau een film van RUIM DRIE UUR te maken? Er zit zo veel in, er is nergens op beknibbeld, niks wordt gesuggereerd of met een enkel shot afgeraffeld. Gaan we zwemmen met walvissen? Dan GAAN we verdomme ook zwemmen met walvissen! Een vol kwartier, ken ons het schele! Gaan we vliegen? Dan gaan we toch lekker vliegen! Serieus, de helft van deze film is eigenlijk een visualisatie van het paradijs. Iedereen leeft in bomen en knuffelt elke bromvlieg, we eten enkel fruit en we slapen op een matje en zo is het goed. De Na’vi van het eerste deel wonen in het bos, maar we ontmoeten nu de Na’vi van het rif en die wonen potjandosie gewoon in het dolfinarium keer een miljoenmiljard. Over alles is nagedacht en er worden haast achteloos steeds weer nieuwe creaties opgevoerd, van een soort vliegende krokodillen tot een heel vernuftig systeem om een harpoen te herladen, dat in een halve seconde over het scherm knalt maar waar een beetje HTS’er op kan afstuderen. (Ik hoor net in mijn oortje dat de HTS in 1986 is opgeheven, maar ik bedoel dus een HBO-er met een technische specialisatie.)
Er wordt ook uitstekend geacteerd, wat des te knapper is als je bedenkt dat je vrijwel uitsluitend naar motion capture zit te kijken. Eervolle vermelding voor het karakter Spider, in het grote geheel niet meer dan een bijrolletje waarvoor acteur Jack Champion een sixpack heeft gekweekt en daarna de hele opnameperiode, die waarschijnlijk in 2010 begon, in een lendendoekje en met een DUIKMASKER OP heeft doorgebracht. Zomaar even als bijwagen. Zou me niet verbazen als hij ook uit de computer blijkt te komen, trouwens. Die hele cast heeft in een blauwe studio rondgelopen en gesprongen en gezwommen en gedoken in een maillot met pingpongballetjes en in plaats van na een week de boel kort en klein te slaan en te zeggen: ‘Pleur jij even lekker op met die taffesfillum van je, HIER ben ik niet voor naar de toneelschool gegaan!’ leveren ze allemaal topprestaties af. Nogmaals: ik kan er met mijn verstand niet bij.
Slechts een keer eerder heb ik een 10 uitgedeeld, voor An Inconvenient Truth. Daar ging de boodschap boven de verpakking. Voor The Wrong Trousers zou ik er ook een hebben uitgedeeld, maar in 1993 was ik nog niet ter zake bevoegd, als kleuter van net 20. Maar als ik ‘m nu niet geef, wat moet je dan nog overhoop halen om van mij een 10 te krijgen? Ik kan me er bij de Consumentenbond ook zo aan ergeren: de beste uit te test krijgt zelden hoger dan een 7,9. Gebruik dan een andere schaalverdeling. En dus, drumroll please, is hier mijn Definitieve Oordeel:
Cijfer: 10
Martijn Warnas