Opa vertelt: hoe ging vroeger een radio-uitzending in zijn werk?
Sinds april 2018 maak ik weer radio, na in 2011 mijn laatste nieuwsuitzending bij RTVNH te hebben gedaan. Bij het nieuwe station werken ze met ‘voice-tracking’ en dat is nieuw voor mij. Ik heb een hoop te leren, al ben ik dan dagelijks bezig met het opnemen en monteren van mijn eigen stem.
Over voice-tracking schrijf ik een andere keer nog wel. Ik wil hier eens vastleggen hoe het in mijn tijd, dus circa 1990-1995, in zijn werk ging. Hoe maakten we radio voordat computers en digitale opnames beschikbaar waren?
Een uitzending van een nieuwsprogramma zoals ik dat honderden keren heb gepresenteerd voor de lokale omroep waar ik begon, werkte als volgt:
Het begint met een draaiboek en een playlist. De playlist bevat de muziek voor de uitzending. Die werd vaak samengesteld door de muziekredacteur of de technicus, op basis van een ‘format’ van de zender. Dat format gaf bijvoorbeeld aan hoeveel platen er gedraaid werden, uit welke genres, in welke volgorde de jaren ’60, ’70, ’80 enzovoorts aan de beurt kwamen en hoe vaak we een actuele hit draaiden. Iemand met een brede muziekkennis, vaak de technicus, koos op basis daarvan dan een stuk of 10 platen uit.
Ik herinner me de komst van de computer: die wist van alle platen in het archief de speelduur, het decennium, de muziekstijl, hoe lang het intro was (de tijd voordat de zang begon) en of de plaat met een fade-out of ‘staand’ (abrupt) eindigde. Ook het geslacht van de zanger en andere info werd meegenomen. De computer wist ook nog wanneer een plaat voor het laatst gedraaid werd, aangenomen dat men de playlist gevolgd had.
Met een printje van de playlist uit de computer dook de technicus het archief in om daar een aantal langspeelplaten, singles en CD’s op te zoeken. Daar maakte hij dan een stapeltje van, in de juiste volgorde. Was er iets kwijt, dan koos hij een alternatief. De presentator kreeg een fotokopie van de definitieve lijst, waarvan de laatste paar platen vermoedelijk (en hopelijk) niet eens aan de beurt zouden komen.
Het draaiboek bevatte de volgorde van de items. Die waren vaak ook vast. Zo hadden wij bij voorkeur elk kwartier een telefonisch interview of een vooraf opgenomen reportage. Daartussen lazen we nieuwsberichten of hadden we items zoals een theateragenda of een vaste rubriek. De redactie, al dan niet inclusief de presentator, zocht dus vooraf naar interviewkandidaten of ging met een bandrecorder (een loodzwaar ding met echte tape, dus geen cassettebandjes) op pad.
Maar dat is voorbereiding; ik wil over de uitzending vertellen.
Wij lieten altijd het landelijke nieuws horen, van het ANP. Het mengpaneel had een schuif waaronder altijd Radio 1 te horen was. Tijdens dat nieuws dook de presentator de spreekcel in en legde de technicus de eerste plaat op de platenspeler. Het aanleggen van de speelarm zodat het liedje op de juiste snelheid begon was nog een kunst apart. ‘Cuen’, heette dat. Een halve omwenteling van de plaat was meestal genoeg om op snelheid te komen en de platenspeler ging draaien zodra de juiste knop op de mengtafel omhoog geschoven werd. Met een speciale ‘voorafluistering’-knop kon de technicus tijdens de uitzending naar de platenspeler (of iets anders, zoals een jingle of een CD) luisteren om te controleren of hij de juiste muziek klaar had staan.
De presentator spreidde zijn papieren uit en keek naar een klokje op zijn desk. Dat waren zeer nauwkeurige klokken, gesynchroniseerd via een speciaal radiosignaal uit Duitsland. De technicus had er ook eentje. Er was namelijk nog geen internet om klokken exact gelijk te zetten!
De landelijke nieuwslezer sloot altijd af met een vaste, duidelijke zin. ‘En tot zover het nieuws.’
Dan begon onze uitzending, meestal met een ‘station ident’. Een koortje zong dat bijvoorbeeld: ‘WEEEELKOM bij … deze … zehendeeeeer!” En dan een stem: ‘Je luistert naar Radio Voorbeeld, 88.9 FM en op de kabel 93.9.’
Dan begon de openingstune van het programma. De ident en de tune kwamen van speciale cartridges, die maar een paar minuten audio konden bevatten en na het afspelen automatisch terugspoelden naar het beginpunt. Dat waren ‘8-track’ tapes, de voorlopers van de cassettebandjes. Amerikanen hadden ze in de jaren ’70 in de auto en op elke tape paste hooguit een paar liedjes, maar radiostations hebben ze nog jaren daarna gebruikt. We hadden een rek met wel 100 van die dingen in de techniekruimte. Een eigen naamjingle was heel bijzonder, want daarvoor was dan wel permanent een cartridge in gebruik!
Elk programma had zijn eigen serie jingles en dus een eigen stapel tapes. Op de zijkant stond wat het was, soms cryptisch: ‘Nieuws DO uurop slot’ was bijvoorbeeld de ‘eindkleun’ (korte muzikale uitbarsting) van de uuropener van het nieuws op Donderdag.
De openingstune (‘DO uurop 90 sec’) was bijvoorbeeld snelle nieuwsachtige muziek met de tekst: ‘Dit is tot zes uur het Radio Voorbeeld nieuws van Donderdag. Weer, verkeer en actualiteiten.’
En dan kwam de presentator: ‘Goedemiddag, mijn naam is De Presentator en tot zes uur hoort u de volgende onderwerpen: de stad staat in brand, bevers ondergraven de dijken, kinderen staan huilend langs de weg en… de koeien gaan weer de wei in! Dat en nog veel meer tot zes uur.’
En dan de ‘eindkleun’, ook wel het slotje: ‘Voorbeeld Nieuws: De Regio In Beeld. REEEETEKETEEEEEET!’
Dan volgde de eerste plaat. De kop was er af! Presentator en Technicus, eventueel samen met een Eindredacteur die de uiteindelijke volgorde bepaalde of tijdens de platen mensen belde voor hun telefonische interview, werkten een uur lang intensief samen. Tijdens de muziek las de presentator zijn teksten door of bereidde zich voor op een interview. De technicus zorgde dat de juiste muziek en jingles klaarstonden, dat interviews werden opgenomen en dat de presentator wist hoeveel tijd hij nog had. Alles moest mooi uitkomen, dus er werd hevig gerekend. Met name aan het eind van de uitzending kon het spannend zijn. Dan werd er tijdens een plaat overlegd, via de intercom:
‘Goed, we hebben 1:38 reclame. Plaat eindigt om 57:30. Heb jij nog een kort nieuwsberichtje? Dan start ik 58:00 de eindtune en heb je 12 seconden om af te kondigen.’
‘Kun je die plaat er al om 57:10 uit trekken? Dit bericht is iets langer.’
‘Ja, dat kan wel. Okay, 57:10.’
En zo geschiedde, als het goed ging. Een kundige presentator kon zijn afscheid dan precies in 12 seconden doen. ‘En daarmee komt onze uitzending ten einde. Techniek Joris Knoppenboer, Redactie Wim Tikmachine, mijn naam is De Presentator. Zometeen De Hits Van Niks, met Wim Niks. Graag tot morgen!’
Als de reclame, die na een poosje ook uit de computer kwam, draaide, werd de studio snel ontruimd. De technicus ruimde de platen en de jingles op, terwijl zijn collega zichzelf installeerde. De eindredacteur ging de interviews beluisteren en knipte daar citaten uit die in andere uitzendingen gebruikt konden worden.
Dat knippen moet je letterlijk nemen: de band werd afgespeeld tot na de vraag van de presentator. Dan werd er met een wit potlood een streepje gezet. De redacteur zocht een geschikt eindpunt en zette dan weer een streepje. Vervolgens werd de band op dat punt met een scherp mesje, ingebouwd in de (liggend geplaatste) bandrecorder, op dat streepje doorgeknipt. Het fragment werd op een lege tapehouder gespoeld tot het begin en dan werd er weer een knip gezet. Vervolgens werd de band met het interview weer aan elkaar geplakt: daar had je speciale witte stickers voor. Een kundige technicus of redacteur deed het in een handomdraai. Omgekeerd kon je zo uit een interview ook versprekingen, kuchjes of minder belangrijke vragen verwijderen. Een lang interview (5 minuten is al lang) werd met kundig knippen en plakken dan bijvoorbeeld teruggebracht tot twee minuten.
Geluidsbanden werden dus steeds korter en bestonden na een paar weken dienst voornamelijk uit plakkertjes! Da’s wel even iets anders dan een digitaal geluidsbestand editten, he? Een ‘undo’ knop was er niet.
Het fragment ging dan in een postvakje, samen met een papiertje waarop stond waar het gesprek over ging, wie aan het woord was en wat de eersteĀ en laatste woorden waren, plus de speelduur. En dat kon dan in andere uitzendingen of in het weekoverzicht weer gebruikt worden. Daarna werd het weggegooid, want aan zo’n klein stukje tape had je niks.
Als we geen live uitzending hadden, draaiden er lange tapes met vooraf samengestelde muziek. ‘Non-stop’ tapes noemden we die en ik meen dat er wel zes uur muziek op stond. Ze draaiden dan ook op halve snelheid. Via een listig mechaniek begon het daarna overnieuw. Heel soms brak die tape en als een speciaal kastje meer dan tien seconden ‘dead air’ constateerde, startte er een cassettebandje met een mix van enkel muziek uit de jaren zeventig. Hoorde een technicus drie Seventies platen achter elkaar, dan wist hij dat hij even naar de studio moest om de non-stop tape te fiksen. Het maken van non-stop tapes was zwaar en ondankbaar werk, maar je bouwde wel routine op en veel technici zijn begonnen door urenlang plaatjes te draaien, afgewisseld met jingles.
De computer nam steeds meer over. MP3 hadden we nog niet, maar ik herinner me een rek met 10 CD-wisselaars, elk met een aantal CD’s erin. Dat waren natuurlijk vooral verzamel-CD’s. Een computer, een 286 met een amber scherm, kon die CD-spelers aansturen en zo uren muziek afspelen, afgewisseld met promo’s en station idents. Die spelers werden trouwens zo warm dat er altijd een ventilator op het rek gericht stond.
Die computer kon later zelfs op het hele uur het landelijke nieuws laten horen. De truuk was dat het ANP-nieuws altijd in mono werd uitgezonden, terwijl de hoofdzender de rest van het uur in stereo uitzond. Onze non-stop computer rekende het dus zo uit dat de laatste plaat altijd precies om tien seconden voor het hele uur klaar was (of weggedraaid kon worden) en draaide dan een jingle van tien seconden. Precies op het hele uur werd dan het signaal van Radio 1 doorgegeven. Zodra die uitzending van mono naar stereo schakelde, wist de computer dat het nieuws voorbij was en startte snel onze eigen uuropener in. En later ging het systeem daar ook commercials doorheen mixen. Toen deed de MP3 zijn intrede.
Ik zal zo’n nieuwsprogramma vanaf mijn zeventiende enkele honderden keren hebben gepresenteerd. Soms deed ik het drie keer per week, plus een filmprogramma op vrijdag en het activiteitenprogramma op zaterdagochtend. En ik heb er dus altijd een technicus bij gehad, zowel lokaal als bij de regionale omroep. Nu moet ik het ‘self-support’ gaan doen. Live zou me dat niet eens lukken, maar met voice-tracken kan ik ruim voor de uitzending begint mijn eigen teksten al opnemen. Ik moet er dan zelf ook jingles in verwerken en de volgende plaat starten, maar als ik het verpest kan het makkelijk over. Vervolgens zorgt de computer dat het later vlekkeloos tussen de muziek wordt ingelast. En zo kan ik in theorie in een uurtje tijd twee uur nieuwsradio opnemen, omdat ik niet naar de muziek en het ingelaste landelijke nieuws en de commercials luister maar meteen doorstoom naar het volgende blok.
Ergens is dat jammer. Ik vond de oude manier altijd spannend. De samenwerking was ook vaak prima. Technici zijn een speciaal slag, waar ik het goed mee kan vinden. Nu is het minder spannend omdat alles overnieuw kan, maar tegelijkertijd heb je dus niemand meer om mee te overleggen. Soms maak je radio terwijl je de enige in het pand bent. Dat is best even wennen voor me, maar ik wil het wel graag leren. Je verzetten tegen nieuwe technieken heeft echt geen zin en meestal is het een verbetering. Dat zou je niet zeggen als je tegenwoordig naar de radio luistert, maar dan moet je maar naar betere zenders luisteren.
Zo, opa is klaar. In 2018 zal dit voor veel mensen nog wel bekend zijn, maar wie weet is dit stukje een eye-opener voor iemand in 2080. Google onthoudt immers alles.