De Waditocht, een komisch gedicht
De Waditocht
Zal ik een verhaal vertellen
dat mij overkomen is?
Het is leerzaam maar toch grappig
en de clou is echt niet mis.
Het speelt in het Midden-Oosten
in het Sultanaat Oman.
In het weekend zei mijn vader
`Laten wij op wadi gaan.’
Wellicht denkt u nu: `een wadi?
daar heb ik nooit van gehoord.’
Goed, dan zal ik dat verklaren:
het is een arabisch woord.
Het zijn lange brede kloven
in een droog en heet gebied.
Vroeger waren het rivieren.
Tegenwoordig meestal niet.
Slechts wanneer het hevig regent
is zo’n wadi in bedrijf
en om daar eens rond te kijken
was voor ons een tijdverdrijf.
Wadi Al-Kabir bijvoorbeeld
is een schitterend gebied.
Laat ik eens voor u beschrijven
wat de reiziger daar ziet.
Bergen in diverse kleuren
Dadelbomen bij de vleet.
Velen vinden het er prachtig
maar mij is het er te heet.
Goed, u kent nu de omgeving.
Ik had een verhaal beloofd.
Als ik klaar ben weet ik zeker
dat u er niets van gelooft.
Met mijn vader en mijn moeder
plus mijn broer, die Richard heet,
reed ik door een mooie wadi
die erg diep was en heel breed.
Plots zag ik een pad naar boven
langs de steile bergwand.
Dus ik zette de versnelling
in de steile-bergen-stand.
Van mijn vader kwam de opdracht
om het bergpad op te gaan.
Dankzij de vierwielaandrijving
stonden we snel bovenaan.
Tijd om even uit te stappen
na een lange, woeste rit.
Ook al zat ik comfortabel,
toch was het een hele zit.
Richard ging toen steentjes gooien
heel onschuldig, voor de gein.
Het was kalksteen, dat versplintert
op de bodem van ‘t ravijn.
Vader kreeg ook interesse
en hij vond een grote steen.
Twintig meter lager spatte
deze met een klap uiteen.
Broer en vader gingen strijden
om het beste resultaat.
En u raadt het al, zij zochten
stenen van een flink formaat.
“Richard, kun je even helpen?”
riep mijn vader opgewonden.
Ergens bij wat dorre struiken
had meneer een kei gevonden.
Ik moest ook nog komen tillen,
want hij was te zwaar voor twee.
En met een ‘een twee drie, in Godsnaam’
wierpen wij hem naar benee.
Toen pas zag ik bij mijn voeten
dat een ketting van metaal
rinkelend de afgrond indook.
Plotseling was er kabaal…
Onverwacht weken de struiken
onder luid geblaat uiteen.
Daar passeerde een jong geitje,
dat over de rand verdween.
De doodskreet van het arme diertje
kaatste terug tegen de wand.
Hoewel ik niet ben gaan kijken
is hij vast erg ruw geland.
Dit veroorzaakte het einde
van een lange wadi-tocht.
Deze wadi, laat zich raden,
hebben wij nooit meer bezocht.
De moraal van dit verhaaltje:
kijk, indien u stenen smijt
altijd even of er
ook een touw is, of een geit.