Verhaal uit de eetzaal
Voordat u er zelf over begint: ja, mijn vrouw en ik (maar vooral ik) zijn een stel verwende en egocentrische yuppen. Dat staat genoteerd, dank u. U komt hier op eigen initiatief, dus ik voel me niet geroepen me voor het onderstaande te verantwoorden. Als er na afloop vragen zijn, dan graag rechtstreeks aan de auteur.
Wij gingen vorig jaar een weekeindje weg. Meestal boekt mijn vrouw dan zelf een hotel of iets met een keukentje. Deze keer gingen we echter een prijsje incasseren, namelijk twee overnachtingen op basis van halfpension in het rustieke Ruinen. Daar voelen wij ons ook niet te goed voor, temeer als we aan voelen komen dat ik er een verhaaltje aan over ga houden.
Het arrangement was gewonnen via een radiospelletje, door mijn schoonouders. Die schrijven geen lullige columns maar hebben wel een camper, dus zij hadden aan deze prijs ongeveer net zoveel als Paris Hilton aan de handleiding van de Large Hadron Collider. Zo ontstond er een deal: zij in die camper, wij in het hotel en overdag samen de omgeving bekijken. Ouwelullenvermaak, inderdaad, maar ik ben toch al nooit zo’n Mysteryland-type geweest.
Het hotel had de prijs ter beschikking gesteld, in ruil voor wat reclame. Dat we de bon dan ook daadwerkelijk kwamen incasseren kwam voor de eigenaar als een nare verrassing. Toen we vroegen of we, in plaats van twee avonden voor twee personen, voor één avond met vier personen konden eten, gingen we dan ook te ver: “Nee hoor,” bromde hij over de telefoon. “Het is al een prijsje, daar ga ik niet nog meer van maken.”
“Maar twee plus twee is toch hoe dan ook vier?” argumenteerden wij. Met de leepheid van een Christelijke hotelhouder bleef hij dat ontkennen, misschien hopend dat wij die andere twee couvertjes dan voor eigen rekening zouden nemen of anders geheel en al op zouden lazeren wat hem dan grosso modo vier varkenshaasjes zou schelen. Dat gunden wij hem niet. De camperslapers gingen lekker kaasfonduen en wij aten die avond in het restaurantje het dagmenu.
Het was een matige maaltijd. De worteltjes waren met suiker gekookt en het roomsausje was van Knorr. Daar kan ik trouwens prima mee leven, haute cuisine eet ik namelijk dagelijks thuis. De grote attractie was echter een eigenaardig echtpaar waar Birgit het volle zicht op had: ik zag alleen de vrouw, een diklippig monstertje met haar als een vleeskuiken. Die zie je hier vaker, ik zei toch al dat het een religieus gebied was? Maar haar man, dat was een verhaal apart. Hij had, vermoedelijk na een stevige TIA of anders een verkeerd gevallen zelfgeplukt maaltje paddestoelen, ooit besloten dat hij voortaan in een jurk door het leven wilde. Mét pruik. Dit niettegenstaande zijn gemelijke kop, het postuur van een aangereden knotwilg en een stem als een roestige bandschuurmachine.
Nu leven wij in een beschaafd land. Hoewel iedereen het zielig vond voor kuikenhoofd en deze would-be Divine het liefst even door elkaar zou willen schudden om hem te vertellen zijn broek en zijn waardigheid uit zijn hotelkamer op te gaan halen, deed iedereen alsof het heel normaal was. Zijn vrouw deed dat ook, trouwens: toen de bediening de verkeerde bestelling kwam brengen zei de vrouw dat haar man (RuPaul dus) toch echt de varkenshaas had. Later vond Maartje ‘t Hart zijn haasje wat te droog, wat ook weer namens ‘haar man’ door Calimero aan de bediening werd doorgegeven. Je voelde de latente haat die het vrouwtje had opgebouwd tegen deze zielige figuur, die niet alleen haar garderobe plunderde maar die zijn kreukel vermoedelijk ook pas bekend had gemaakt toen haar kansen om hem te vervangen op de huwelijksmarkt echt al lang verkeken waren.
Het is natuurlijk mooi dat we in dit land bereid zijn om te doen alsof we helemaal niet doorhebben dat iemand niet helemaal goed is, in een rolstoel zit, een wijnvlek heeft of op een andere manier door God geslagen is. Om zulke dingen vraag je niet en je hoeft er heus niet door anderen aan herinnerd te worden. Mijn vraag is: waar ligt die grens? Wie mag je nu nog straffeloos en duidelijk vertellen dat zijn of haar gedrag niet in orde is? Dan kom je toch minstens in de categorie pedofielen, terwijl ik mijn eetlust niet verlies als ik naast een pedofiel sta bij het buffet. Dat zie je immers niet.
Nu heb ik geen bezwaar tegen een olijke travestiet, laat dat duidelijk zijn. Met Dame Edna of Margreet Dolman wil ik graag een keer lunchen, dat lijkt me hilarisch. Maar om nou met je vervloekte ouweknarrenkop in het openbaar de privileges van écht zielige mensen te gaan zitten misbruiken, dat kan ik niet hebben. Trek verdomme een broek aan en haal die pruik van je harsens als je in de openbare ruimte komt! Heb ik dan NIET de vrijheid om even aan te schuiven en te vertellen dat ik me kapot zit te ergeren aan zijn verkleedpartijtje?
Van een heel ander soort triestheid was het gesprek van het Rotterdamse echtpaar dat achter mijn rug met iedereen gezellig in gesprek raakte en dan vertelde dat ze zoals elk jaar ook nu weer 9 dagen in dit hotel hadden geboekt. En het toetjesbuffet, mensenlief dat was me wat! Zij was geen toetjesmens, maar hier wilde ze wel drie keer. Ik besloot me eens om te keren om te zien wie dat had gezegd en zag een stel met de nieuwste collectie van de Wibra aan hun speklijf. Nou, als zij thuis geen toetjes at kwam dat hooguit omdat ze onverdunde reuzel opslurpte tot ze geen pap meer kon zeggen. Negen dagen naar een hotel in de bijbelgordel, wat is dat voor vakantie? Horen die mensen niet ergens in een caravan? (Misschien deden ze dat vroeger wel, totdat zij door de bodem zakte. Waarom vraag ik dat soort dingen ook niet meteen even na…)
Kortom, we hadden weer genoeg gezien en gehoord om ons superieur te voelen, met ons yuppenbestaan en onze tripjes naar Florida. De hotelhouder vroeg niet of we het naar de zin hadden gehad, maar rekende nog wel 13 euro met ons af omdat dit arrangement om een of andere reden duurder was, terwijl we hem (en onszelf) twee dagmenu’s hadden bespaard. Prima hoor, wij laten ons niet kennen.
Ik moest aan dit weekeinde denken toen ik in Amerika was. Ik ben een beetje van de Disney-parken, want aan mij is geen antropoloog of backpacker verloren gegaan. Maar als ik dan zie wat voor moeite er gedaan wordt om die parken leuk vorm te geven, waarna er allemaal moddervette Amerikanen doorheen gaan banjeren om mijn foto’s te verpesten, schiet ik wel eens uit mijn slof. ‘Waarom sleuren we deze zeug niet uit dit karretje en trappen we haar een jaartje in een cel, waar ze alleen maar eens per dag een kaakje onder de deur geschoven krijgt, totdat ze weer een normaal MENS is geworden? Hoe kun je hier in vredesnaam The Happiest Place on Earth van maken als overal van die scootymonsters rondtorren, met hun tot de draad versleten knietjes?!’ schreeuw ik dan naar mijn vrouw, die dat gelul van mij inmiddels wel kent en dan even een paar passen opzij gaat lopen. Of ik sla helemaal door als ik zie hoe er hier broodjes kalkoen verkocht worden die beter ‘broodje waterbuffel’ hadden kunnen heten, zo dik zijn ze belegd. Daar zit dan een gezin van vier dikke knorren van te eten, met een muffin zo groot als een autoband ernaast. De kleine meid is nu nog dun, maar haar beker cola heeft ze niet op tafel maar op moeders uitschuifreet gezet!
Niet dat ik specifiek iets heb tegen mensen met een pondje meer, u mag best weten dat mijn BMI ook 25,0001 is en ik daar wat aan wil doen, maar het gaat me ook over de spilzucht erachter. Vette mensen in vette auto’s, rijdend langs mile after mile of mall after mall zoals George Carlin ooit al zei. Het land waar een gallon benzine minder kost dan een gallon melk. Waar ze dus gewoon NERGENS verse spinazie of een kilootje aardappels verkopen. (Ja, ROASTING potatoes, om vol te stoppen met creme fraiche!)
Ik ben een groot bewonderaar van Amerikaanse know-how op het gebied van waterparken met dobbertrajecten van 2000 ‘foot’ (wat dat ook wezen mag, je doet er 20 minuten over) maar als de rest van dat consumereren ons voorland is, God sta ons bij. En wilt u daar ook nog zestig servetjes bij? Ze zijn bruin, dus ongebleekt, doe er maar tachtig!
Maar dan denk ik weer aan Nederland, aan die ouwe gek in die jurk. Die viel dan nog wel mee. Slank was-ie wel. Trouwens, die vrekkige hotelhouder zou ook geen karbonaadje verloren laten gaan.
We zijn een gezegend land, mensen. Soms vergeten we dat. Er gaan dagen, soms weken, voorbij dat ik eigenlijk niemand zie die feitelijk preventief geruimd zou moeten worden. Laten we dat met zijn allen vooral zo houden en een stukje gaan wandelen. Da’s goed voor de spijsvertering. Oh wacht… het regent.
Dat lucht op. Ik dank u.