Gezellig naar het ziekenhuis? Kill me now!
Hallo. Hoe gaat het met u? Oh, fijn. Met mij gaat het ook goed, dank u. Gelukkig maar, he. Stel dat het niet goed gaat. Stel bijvoorbeeld dat het zo slecht gaat, dat je naar een ziekenhuis moet. Klaar ben je.
Ik kom niet vaak in ziekenhuizen. Eigenlijk snap ik niet wat mensen daar aan vinden. Je moet er maar tijd voor hebben. Maar goed, laatst had mijn kleine broertje zin in een logeerpartij dus die deed een truuk met zijn motorfiets en mocht toen gratis een gipsvoetje gaan halen. Nogmaals: mijn hobby is het niet, maar we leven in een vrij land.
In het ziekenhuis te Beverwijk moest ik hem op gaan halen. Althans, dat dacht ik. En zo kwam ik voor het eerst in jaren weer in een ziekenhuis. Kent u die uitdrukking, ziekenhuis? Ik stel voor dat aan te passen tot ‘Ziekenstal’. Niets ten nadele van Beverwijk in het bijzonder, maar je ligt daar dus met vijf vreemden op een kamer. Ik herhaal: MET VIJF VREEMDEN op een kamer. De ene lachebek zit van onder tot boven (maar gelukkig wel aan de binnenkant) vol met kankergezwellen, de andere geinponem wacht al een half jaar op een diagnose en de derde is om een of andere reden niet in staat tot zelfstandig toiletbezoek en moet dus ‘op de steek’, wat een eufemisme is voor schijten achter een gordijn in het bijzijn van onbekenden in hetzelfde vertrek. Schijnt volkomen normaal te zijn. Verpleging 3e klasse heet dat. En dat is dan de standaard, anno 2008, in een van de rijkste landen ter wereld.
Mocht je nu heel erg terminaal zijn, is er eventueel wel een eenpersoonskamer te regelen. Dat zal dan meer voor de familie zijn die afscheid komt nemen, want doodgaan maakt over het algemeen niet veel herrie. (Behalve in het geval van oom Tjebbe, die met zijn vrachtwagen vol drumstellen ooit pardoes een koekoeksklokkenfabriek binnenreed. Maar dat was niet in een 3e klasse kamer.)
Ik belde enigszins geschokt naar mijn verzekeraar, FBTO, om te vragen of ik met mijn polis ook in zo’n sterfhuisconstructie terecht zou komen. Een heel aardige mevrouw leefde met mij mee en legde uit dat dit heel gebruikelijk is. Bijverzekeren kán niet eens meer en toen het nog wel kon kostte het een vermogen (25% van de premie). Ter plekke bijbetalen kan dan weer wel, wat eigenlijk gunstiger is want dan heb je er ook niet al die jaren premie voor betaald. Je kunt het ook treffen, als je tegelijk wordt opgenomen met het het dameswaterpoloteam. We liggen namelijk ook nog eens gemengd, dames en heren. Jaja, gemengd. Je hoeft geen Yousef te heten om daar bezwaar tegen te maken, dacht ik zo. Ik wil al niet eens naar de sauna en na sportles op school sloeg ik het douchen ook altijd over (kon rustig, want ik spande mij toch nooit in), dus voor mijn gezondheid kan een zespersoons kamer niet anders dan schadelijk zijn.
Even tussendoor: het schijnt al gewoon te zijn om iemand een infuus te geven, ook als dat nergens voor nodig is. Dan kan er later makkelijk iets toegediend worden, mocht je opeens ziek worden. En omdat het hele hospitaal weliswaar afgeladen vol zit met types in witte jassen, hebben slechts een paar daarvan het diploma verpleegkunde. Die stoppen dus in iedereen die ze tegenkomen kennelijk een naald, dan is dát maar vast geregeld en je weet maar niet wanneer je nog eens een zuster in de buurt hebt. Ik durfde acuut niet meer met de lift.
Het werd nog leuker: de dokter had mijn broer verteld dat hij naar huis kon, dus ik kwam hem halen. De verpleging was het daar echter niet mee eens: als het aan hen lag zou hij nog een nachtje moeten blijven, want het papierwerk was nog niet af. (Te druk gehad met nodeloos infusen aanleggen zeker?)
Dat zei ik inderdaad: het papierwerk was nog niet af. Nou, dan blijf je toch fijn nog een nachtje in het ziekenhuis? Joh, leuk! Gezellig! En dan met al je nieuwe vriendjes ‘s avonds spookverhalen lezen bij een zaklamp!
Wij hebben even uitgelegd hoe dat precies werkt, met enveloppen en postzegels, waarna mijn broer zichzelf ontslagen heeft en nu thuis zit.
Lieve vrienden en familie: als mij iets overkomt, regel voor mij dan een eigen kamer. Breng me desnoods naar Duitsland, waar ze zo moeilijk niet doen. Geld speelt geen rol, zeker niet als ik toch ten dode ben opgeschreven. En mocht die kamer er niet zijn, pak dan een kussen en duw dat in mijn gezicht tot het gespartel stopt. Dan hoor ik in elk geval die mevrouw naast mij niet op de steek gaan. Of, erger nog: zij mij.